Ik ben Luc, en in deze en elke aflevering stel ik mezelf de vraag om te reageren op een kwestie uit het dagelijks leven. [Muziek]
Het Filosofie Magazine van februari gaat over de kloof tussen het volk en de elite. Wat mij betreft zijn dat behoorlijk abstracte begrippen, waar ik me niet per se in herken, maar ik ben wel bang dat ik tot de elite gerekend word. Ik heb gestudeerd, lees Nietzsche, en hou me ook nog eens bezig met hedendaagse kunst en filosofie. Dat zijn toch een paar stevige indicatoren voor iets elitairs.
Dus, ervan uitgaande dat ik bij de elite hoor, is mijn alledaagse vraag: welke rol heb ik in onze maatschappij als onderdeel van de elite?
Ik leg het voor aan René ten Bos, de Denker des Vaderlands. Hij schreef het boek Het Volk in de Grot, een allegorie op de grot van Plato, waarin hij uitlegt waarom de mensen die in die grot zitten, helemaal geen behoefte hebben aan de waarheid die buiten de grot te vinden is.
Die waarheid wordt ook in onze tijd door de elite verkondigd. Hebben we tegenwoordig nog iets aan die begrippen van elite versus volk? Het is natuurlijk moeilijk te zeggen, omdat het begrip 'volk' zoveel verschillende betekenissen heeft gekregen dat we eigenlijk niet meer precies weten wat het betekent. Tegelijkertijd zien we hetzelfde gebeuren met het begrip 'elite'.
Vroeger werd de elite vaak geassocieerd met rijkdom: mensen die zich geen zorgen hoefden te maken over het einde van de maand, die naar de golfclub gingen, en vaak voor kernwapens waren. Dat was toen ik jonger was. Maar langzaamaan is het idee ontstaan dat elite meer te maken heeft met bepaalde functies die je in de samenleving bekleedt, zoals bestuurders. In onze samenleving is er veel sociale mobiliteit. Mensen die in de lagere kringen zijn geboren, kunnen tegenwoordig naar boven klimmen. Elite wordt nu vaker geassocieerd met een universitaire opleiding en achtergrond, in plaats van puur rijkdom.
En dat zorgt ervoor dat we vandaag de dag praten over postmoderne elites, cultuurrelativistische elites, en populisten die beweren dat alle ellende in de samenleving veroorzaakt wordt door intellectuelen die te veel Franse filosofie hebben gelezen. Ik parafraseer Thierry Baudet een beetje.
Als je kijkt naar het woord 'volk', zie je ook semantische verschuivingen. Het is al heel lang een lastig begrip. In mijn boek speel ik met de vele betekenislagen die het woord 'volk' heeft. Het volk dat scandeert, het volk dat nederig is, het volk dat als een eenheid tegenover een vijand staat. Het woord 'volk' heeft zowel een insluitende als een uitsluitende betekenis. Het insluitende aspect komt naar voren als we als natie bijvoorbeeld in oorlog zijn, en we allemaal samen tegen de vijand staan. Maar het krijgt een uitsluitende betekenis als we het volk verbinden met termen als 'ongure types', 'onbetrouwbaar', of 'laag bij de grond'.
Hoe ga je met deze begrippen om in onze samenleving? Voor mij persoonlijk is die vraag altijd interessant geweest. Ik word geacht een jongen van het volk te zijn, maar door de definitie van elite tegenwoordig, behoor ik ook tot die groep. Ik ben hoogleraar en heb een zekere sociale mobiliteit doorgemaakt, maar ik kom uit een arbeidersgezin. Mijn vader was textielarbeider, en mijn ouders hadden nooit geld.
Mijn vader maakte de opkomst van Geert Wilders nog mee en noemde hem een 'keikop'. Het hele idee van een elite was vroeger iets dat met de rijken werd geassocieerd, maar figuren als Wilders en Baudet, die ooit door het volk als elite werden gezien, keren zich nu juist tegen de elite. Dat laat de semantische verschuivingen van dit soort woorden zien.